11Tkbat: Huzaar bij de Muur.

 
Berlijnse Muur en 11 Tkbat.

Het was warm, begin juni 1961, toen ondergetekende, vanaf de RTS te Eindhoven, paraat bij 11 Tankbataljon, Staf/Staf Verzorging kwam.
Het was trouwens al zo’n drie maanden warm.
Zeker op de Oirschotse Heide, gedurende de rij- en bergingsopleiding op de Centurion tank.

De ‘wasbak-speciaal’ die mij die avond door de Ouwe Hap werd gegund was, onder meer, een koele verfrissing, alvorens de veilige strozak op te zoeken.

Echter, die zelfde week was de ernst er weer, toen ik deel uitmaakte van de militaire begrafenis van de OWM Dulken op de begraafplaats de Oude

Een maand later besloot Rusland een Muur in Berlijn te bouwen, hetgeen in ’t Westen tot verhoogde paraatheid leidde.
Het Staf/Staf Verzorgings Eskadron van 11 Tkbat, inclusief de beide bergingstanks en onder commando van de Ritmeester Beekman en de OWM Houwen, kreeg de eer als kwartiermaker te fungeren voor een 3 maanden verblijf van de Alfa- ,Bravo- en Charlie- Eskadrons.
Een bijzondere ervaring.

Op 3 augustus werd aan een ieder een geel sjaaltje uitgereikt, waardoor het gevechtstenue/tanksuit iets frivools kreeg.
Aan ’t werk dus.
De beide bergingstanks, de toolset, de aggregaten en de wielvoertuigen werden op de trein geladen op station Eindhoven.
Vandaar begon de lange reis naar Bergen Belsen, een in WO.2 berucht Duits concentratiekamp op de uitgestrekte Lüneburger Heide. Waar overigens in 1945 de Wapenstilstand is getekend.
Vanaf dit eindstation was ’t nog circa 20 kilometer naar ons basiskamp, een door dichte bossen omzoomde open vlakte, in de buurt van de stadjes Celle, Soltau en het dorpje Ostenholz.

Koelvloeistof.

Hier werd de grote BOG-tent geplaatst, zodat we in ieder geval èn droog sliepen èn droog onderhoud aan de tanks konden uitvoeren.
Naar later bleek was ’t maar goed dat er zoveel gereedschappen en onderdelen in de toolset waren meegenomen.
Drie weken later immers, toen Alfa, Bravo en Charlie kwamen, kregen er al veel Centurions panne op het stuk Station Bergen Belsen naar onze locatie.
Dat was niet te wijten aan slecht onderhoud, maar wel aan ’t feit dat die 20 kilometer afgelegd werd over betonwegen.
Door het immense gedreun sprongen veel koelvloeistof-aansluitingen in het motorcompartiment. Door ter plekke uitgevoerde noodreparaties bleef de schade beperkt.
Slechts twee tanks hebben we, ‘in de beugels’ van de bergingstanks, naar de locatie gebracht.

Oefeningen aan de grens.

Toen we op volle sterkte waren, werden er grote oefeningen gehouden, een kolfje naar de hand van de bemanning van de gevechtstanks.
Immers, die Lüneburger Heide is zoveel groter dan die zandbak in Oirschot, en rijden met een Centurion blijft een genoegen voor de echte Huzaar.
Er waren wel geen oorlogshandelingen, maar op de kaarten was te zien hoe dicht we, soms, bij de Oost-Duitse grens waren.
Er is geen schot gelost, spannend was ’t wel.
De meest enerverende manoeuvres waren de nachtelijke oefeningen.
Alleen al het geluid van de ruim 40, op 1.000 toeren, warmdraaiende Centurions, blijft eeuwig in m’n oren.
“Het laat de stront nu al bij de tegenstander dun door de broek lopen”, aldus Ritmeester Beekman.
En hij kon het weten; hij was immers een zwaar gedecoreerde WO-2-veteraan. *)

Voor ons was er niet echt veel te rijden.
We kregen een locatie toegewezen, waar we, uitluisterend, moesten wachten op een mogelijk panne-bericht.
Meermalen zijn we in actie moeten komen om een drietonner of Jeep uit het moeras te lieren of om een kapotgereden track van een Centurion te herstellen.
Na één van die geslaagde en langdurige, nachtelijke berging van een voertuig, liet de commandant van onze bergingstank, zeer tot onze vreugde, op de terugweg halt houden bij Onkel Nikkel, het enige café van het dorpje Ostenholz, vlakbij ons basiskamp.
Een ter plekke overijverig lid van de Marechaussee vroeg naar onze ‘rijopdracht’, een briefje dat we in Duitsland nog nooit gezien hadden…
Na zijn nadere inspectie gaf de wit gehelmde Wachtmeester ons alsnog entree tot het cafeetje.
Immers, we zaten zo’n beetje van kop tot teen onder de modder, niet direct de outfit voor een op stap gaande Huzaar.

Sinister aan de grens.

We hadden geluk met het weer.
Drie maanden viel er nauwelijks regen en was ’t overdag, met een stralende zon, tot in november warm. Uitstekend weer voor het vele periodieke onderhoud aan de tanks en het hanteren van de honderden jerrycans met de nodige brandstof.

Er werd ons niet al teveel verteld over de toestand in de wereld, met name de spanningen tussen Oost-Duitsland / Rusland en het Westen.
Er kwamen geen kranten op de tankplaats, er was geen TV.
Een enkeling had een transistorradiootje bij zich, goed voor de lokale muziekzender. De GSM moest nog uitgevonden worden.
Later is die sinistere toestand uitstekend beschreven in het boek van John Le Carré , Spion aan de Muur. (tevens uitstekend verfilmd)

Soms werden we, voor enige ontspanning, naar de kazernes van het ook aanwezige Britse Leger gebracht. Daar was een kantine voor enig vermaak.
Of we gingen ’s zondags naar Celle en/of Soltau.
Bij het vertrek-appèl verzocht de Ritmeester Beekman ons, toch vooral te zorgen dat de neuzen van onze schoenen, bij terugkomst, weer schoon waren, na de mogelijk, horizontale ontmoetingen met de Duitse meisjes…
Lachen!

Ook kon je ’s zondags met de 328 naar Hamburg gebracht worden, over welke stad de meest liederlijke verhalen werden verteld. Menig Huzaar heeft daar toch nogal wat Marken gelaten.

Even voor de Kerst 1961 werd 11 Tankbataljon afgelost door de collega’s van het 101 Tankbataljon van de Legerplaats Amersfoort.
Waren we met de Kerst thuis of bleven we ook, na terugkomst in Oirschot, paraat?
Dat was de vraag.
Het laatste bleek het geval.
Nog een opwekkende mededeling werd ons gedaan: vanwege de verhoogde paraatheid kregen we er een maand bij.
Als ‘Specialist’ heb ik dus 22 maanden gediend.

Onze 4 maanden ‘Duitsland’ blijft een aparte ervaring, ook na bijna 60 jaar.
Geen overdreven poetsbeurten en appèls, geen eeuwig geschilder van de tanks zoals dat in Oirschot vaak ’t geval was.
Er was hier maar één opdracht: Zorg dat die tanks blijven lopen!
Een toch al niet geringe opdracht, gezien de respectabele leeftijd van de meeste Centurions, bij de les gehouden dankzij de vele updates.
Ook dankzij de goede coördinering en samenwerking tussen de Eskadrons gevoegd bij de creativiteit en inventiviteit van de Huzaren.
En, de vele tonnen OEP 220 voor het doorsmeren van de loopwiel-nippels van de tanks, de vierkante flessen Bokma ZO Jenever voor de Officieren en het Duitse Bier voor de Huzaren.

*) Prinses Irene Brigade.

Gerard Horning, oud dpl. Huzaar , Regiment Huzaren van Sytzama, lichting 60-5.