Toespraak Wapenoudste Cavalerie generaal-majoor Legein
bij de herdenking gevallen Cavalerie 2025.
Geachte nabestaanden, civiele autoriteiten, genodigden en medecavaleristen.
Goedemorgen.
Ik ben generaal Joris Legein, Wapenoudste der cavalerie en ik heet u allen welkom op deze herdenking gevallen cavalerie. Het is voor mij een bijzondere eer om vandaag enkele nabestaanden van de gesneuvelde huzaar Stef van Barneveld te mogen verwelkomen (Ginevra Delfini & Jilt Sietsma? en Kees Sietsma en zijn vrouw Janneke).
Ook heet ik graag welkom mevr Maartje Blijenstein (achternicht van de gesneuvelde kornet Carel Baron De Vos van Steenwijk). Zij heeft een hele studie geschreven over haar gesneuvelde oudoom. Uw aanwezigheid als nabestaanden onderstreept het belang van dit soort herdenkingen.
Een speciaal woord van welkom ook aan de wethouder Dijksterhuis die ons namens de burgemeester van Amersfoort straks zal toespreken. Amersfoort viert dit jaar niet alleen bevrijding, maar ook haar eeuwenlang bestaan als garnizoensstad.
We zijn daarom vereerd dat u ons in dit speciale jaar wil bijstaan bij het herdenken van onze militairen die gevallen zijn voor vrede en veiligheid.
Ook een woord van welkom aan enkele veteranen uit Amersfoort en Leusden. Ook uw aanwezigheid sterkt ons in onze overtuiging dat niet alleen inzet, maar ook andere offers uit het verleden blijvend herdacht moeten worden.
Vandaag zijn wij hier bijeen om onze gevallen kameraden te herdenken en om stil te staan bij het offer dat zij hebben gebracht. Voor ons. Voor de vrede waarin wij leven. Maar de toestand in de wereld, met oorlogen in Gaza, Oekraïne en Afrika, gekoppeld aan oplopende en haast opruiende retoriek uit Peking, Moskou en Washington – maar ook in de West-Europese politiek – maken duidelijk dat orde en veiligheid, laat staan wereldvrede, wederom ver weg zijn.
Dat maakt de offers die onze kameraden vroeger hebben gebracht actueler en mogelijk relevanter dan ooit. Want als niemand opstaat om zich in te zetten voor vrede, veiligheid en stabiliteit en bereid is hiervoor ook offers te brengen, zijn wij afhankelijk van anderen. Net zoals we in WO II deels afhankelijk waren van anderen, met de vreselijke gevolgen van dien.
Destijds kwamen we te laat in beweging en waren we niet voldoende voorbereid op de snelheid, dynamiek en vernietigingskracht van moderne oorlogen. We hebben echter onze les enigszins geleerd en zij nu als Defensie WEL eerder in beweging gekomen om eventuele conflicten ’te voorkomen’ en als dit voorkomen niet lukt ’te winnen’.
Dit is echter niet alleen een taak voor Defensie, maar voor geheel Nederland. Voor ons allemaal eigenlijk. Van jong tot oud.
Maar nu terug naar de voorbeelden uit onze geschiedenis. Ik licht er twee gesneuvelden speciaal uit.
Huzaar Stef van Barneveld behoorde tot het 4e eskadron Pantserwagens. Dit was een verkennerseskadron in lichte pantserwagens, dat routes en bruggen verkende voor oprukkende infanterie of dat geïsoleerde belangrijke posities bemande.
Stef werd geboren op 30 maart 1927, als 2e kind van Kees van Barneveld en Reijertje van Zijtveld. Het gezin had vier kinderen, namelijk Janie, Stef, Piet en Niek. Van Stef zijn jeugd is weinig bekend. Hij werd als dienstplichtig huzaar ingelijfd bij de cavalerie en opgeleid op de Willem III kazerne en hij kreeg een pantserwagen opleiding op de Bernhardkazerne.
Op 7 januari 1948 vertrekt hij, 19 jaar oud, met het schip Tabinta naar Indië, waar hij als vrachtwagenchauffeur bij het verzorgingspeloton van het 4e Eskadron Pantserwagens werd ingedeeld. Dit eskadron was onderdeel van de V-Brigade op Java. Zijn jongere broer Piet werd overigens ook als dienstplichtige naar Indië gestuurd.
Stef stuurde vele brieven naar huis, ruim 300. Als chauffeur bracht Stef met zijn vrachtauto “t Boertje” soms kinderen uit de dorpen naar school. Prachtig vond hij dat. Hij glunderde dan van oor tot oor. Rond de jaarwisseling van 48-49 nam het 4e Esk Pantserwagens deel aan de 2e politionele actie in de omgeving van Salatiga en Solo. Wegens tekort aan personeel deed Stef hierbij dienst als stormpionier, waarvoor hij niet was opgeleid!
Hij kwam om het leven op 6 februari 1949 in Indië. Hij sneuvelde op midden Java, dicht bij de stad Solo, die nu Soerakarta heet, nabij kampong Ngasem. In de avond van 6 februari 1949 reed de eenheid van Stef vanuit Kartasoera naar een nabijgelegen tabakfabriek. Eskadronscommandant M.W.C. de Jonge schreef op 14 februari 1949 een brief van vijf pagina’s aan Stef’s ouders, waarin hij deze vreselijke gebeurtenis toelichtte.
Quotes hieruit:
“Wij hebben de laatste weken een moeilijke tijd gehad. Eén van onze jongens was al gesneuveld op 14 januari. En wij hadden al veel zwaargewonden door vijandelijk vuur of doordat onze wagens op mijnen liepen. De stemming in het Eskadron werd gedrukt en iedere jongen was vanzelf zenuwachtig wanneer hij weer op patrouille moest. En juist in deze tijd hield Stef er de moet in. Hij bleef gewoon en vrolijk. Ik denk dat zijn Godsdienst, zijn zeer sterk Geloof, hem over moeilijkheden heen hielp, waar anderen geen raad meer weten.”
“Hoewel Stef eigenlijk chauffeur was op een vrachtwagen, moest hij de laatste tijd dikwijls mee als schutter op een gepantserde wagen van ons Storm Pionier Peloton. In dat Peloton waren namelijk veel gewonden die niet meer mee konden, en daarom moesten ook de chauffeurs van de vrachtwagens meehelpen de lege plaatsen aan te vullen. Met deze gepantserde wagens moeten wij de wegen patrouilleren om te zorgen dat zij niet door den vijand versperd worden en dat er geen mijnen in gelegd worden. Stef was altijd opgewekt en vrolijk als het zijn beurt was om mee te gaan. Alleen vond hij het niet prettig dat hij een mitrailleur te bedienen kreeg, want hij had er een afkeer van dat hij misschien op iemand zou moeten schieten. Stef wilde geen medemensen dooden.”
“Om ongeveer half zeven, Zondagavond, was de patrouille bij de Kampong Ngasem, 1½ K.M. West van Kartasoera, een plaats die weer 10 K.M. West van Solo ligt. Stef was gezeten in de gepantserde wagen, achter de mitrailleur, met alleen zijn hoofd boven de gepantserde zijkant van de wagen uit.
Plotseling werden de rijdende wagens van alle kanten beschoten, uit de bomen en uit de struiken langs de weg. Het eerste schot trof Stef midden in zijn voorhoofd. Stef zakte zachtjes voorover, op zijn mitrailleur, zoo stil dat de andere jongens in de wagen dachten dat hij zich alleen maar voorover bukte. Er kwam geen woord meer over zijn lippen. Hij was op slag dood. Toen de andere jongens zagen dat Stef getroffen was, hebben zij hem dadelijk naar het Hospitaal gebracht. Maar de dokter zei dat hij niet meer kon helpen, omdat Stef direct dood moet zijn geweest.”
Op 7 februari werd Stef begraven op de Europese begraafplaats in Solo. Hier zijn foto’s van gemaakt. Omdat zijn broer Stef gesneuveld was mocht Piet in maart 1949 naar huis. Op 28 oktober 1949 wordt Stef herbegraven op het Ereveld Tillemaplein in Semarang, dat later de naam Tjandi (Candi) kreeg.
De tweede persoon die ik voor het voetlicht wil brengen, is de kornet Carel Baron De Vos van Steenwijk. Carel was eigenlijk student en overleed op 10 mei, acht dagen voor zijn 22e verjaardag. In 1937 werd hij opgeroepen voor militaire dienst, werd ingedeeld bij het Eerste Regiment Huzaren (ook wel Huzaren van Sytzama genaamd) en volgde de S.R.O.C. in Amersfoort (School Reserve Officieren Cavalerie).
Over het begin van zijn opleiding schreef hij een brief naar zijn moeder. Vanuit de Willem III kazerne in (jawel) Amersfoort. Hij schrijft:
“Lieve Moeder, Vanavond verstuurde ik met enige weemoed mijn burgerkleding. Gisteren was het namelijk inspectie der buitenmodelkleding en sindsdien is het verboden burgerkleding te dragen. Nu zijn we dus definitief militairen. Het is om je gek te lachen, zo mooi als ze zich hier allemaal vinden. In iedere spiegel moeten ze zich even bekijken.
Gisterenavond voor het eerst in uniform uit, hetgeen vele problemen geeft. Het is een hele toer gauw genoeg te zien of je een meerdere tegenkomt. Bovendien moet je in elke localiteit als er een meerdere binnenkomt, in de houding springen. Ofschoon ik er vóór de dienst van overtuigd was, me altijd verklede burger te zullen voelen, acht ik het niet uitgesloten, dat ik me na enige tijd werkelijk militair ga voelen. Hartelijke groeten van Carel”.
In oktober 1938 begon Carel zijn rechtenstudie te Leiden en hij was Praeses van Jaarclub Het Witte Paard. In plaats van zijn tweede studiejaar te kunnen beginnen, werd Carel 29 augustus 1939 gemobiliseerd als pelotonscommandant (waarbij cavaleriepaarden inmiddels fietsen waren geworden… ) en hij deed mee aan militaire oefeningen tijdens de mobilisatie. Eind april 1940 behaalde hij via Defensie (door hard studeren) zijn kandidaatstitel rechten. Tijdens een kort verlof zei Carel thuis voor de grap dat deze titel op zijn grafsteen gezet kon worden indien hij zou sneuvelen.
Hij diende vervolgens in het 6e eskadron (van het 4e Regiment Huzaren (Huzaren van Boreel) onder commando van reserve ritmeester Jhr. W. Quarles van Ufford. Dit eskadron moest de uiterste noordflank van Ede in de lijn Meulunteren, Wekerom en Roekel beveiligen omdat de vijand hier mogelijk de Grebbelinie kon omtrekken.
De eskadronscommandant rapporteerde: “Om 10 mei 04.00 ontving ik het bevel in de Mauritskazerne te EDE van C.-4RH om mijn oorlogsopdracht uit te voeren, namelijk opruimingen en vernielingen aanbrengen. De vernielingen en versperringen konden ongestoord tot stand gebracht worden, maar bij het 2e peloton verloor de pelotonscommandant kornet C. BARON DE VOS VAN STEENWIJK hierbij door een ontijdige ontploffing het leven. Kornet van Lennep (pc 3e pel en persoonlijke vriend van Carel) nam zijn taak over”.
Kornet Baron de Vos van Steenwijk sneuvelde dus rond 07.15 doordat hij een niet ontplofte vernieling ging inspecteren. Op het moment van zijn inspectie kwam de trotyl alsnog tot ontploffing. Een deel van de Huzaren was op dat moment trouwens snel wat aan het eten op enkele nabijgelegen boerderijen omdat de keukenwagen van het leger verstek liet gaan. In zijn militaire Staat van Dienst staan zijn verwondingen: ‘verwonding door explosie, hoofd en gehele bovenlichaam onherkenbaar verminkt, rechter arm verbrijzeld, vele brandwonden.’
Op de nabijgelegen boerderij Het Laar melkt boer Hendrik Schols net zijn koeien in de wei. Hij hoort de ontploffing en rent naar de ongelukslocatie. Het zwaar verminkte stoffelijk overschot van Carel wordt met een draagbaar naar de deel van boerderij Het Laar gebracht; boerin Schols geeft een laken om het af te dekken. Om 10 uur wordt het stoffelijk overschot naar het veldhospitaal in Driebergen getransporteerd. Carel (De Vos van Steenwijk) is om het leven gekomen bij een noodlottig ongeval.
Ongevallen die heden ten dage bij militaire oefeningen helaas nog steeds voorkomen.
Maar oefeningen zijn belangrijk. Erg belangrijk zelfs om goede eenheden te formeren. Zonder training en oefening zijn wij slechts een verzameling mensen. Oefening en training maakt van ons krachtige militaire eenheden. En omdat we in gevaarlijke omstandigheden met zwaar materieel en lethaal geweld moeten leren omgaan, gaat er helaas ook wel eens wat mis. Vaak door technische fouten, soms door menselijke fouten.
Maar we oefenen om hier in het vrije Westen onze belangen, onze vrijheid, onze welvaart, onze gemeenschappen en onze waarden te kunnen verdedigen. We oefenen om onze vrijheid te verdedigen, om vrijelijk te mogen denken, vrijelijk te mogen praten, vrijelijk te mogen liefhebben. Net zoals onze voorgangers hebben geoefend om deze vrijheden te kunnen verdedigen. En hiervoor hebben zij zware offers gebracht. Zowel onder oorlogsomstandigheden als onder vredesomstandigheden.
Offers die diepe sporen nalaten bij de familie, hun geliefden, hun vrienden en hun wapenbroeders. Daarom is het zo belangrijk dat wij een dag als deze in ere houden en dat wij samenkomen bij ons cavaleriemonument.
Bij ons leven herdenken en eren wij vandaag onze gevallen cavalerie kameraden, omdat deze kameraden ons leven dragen met hun leven.
Ik dank u voor uw aandacht.